U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 21 oktober 2014 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het herstellen van de fundering van de panden [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] te Koog aan de Zaan.

Uitspraak



201600001/1/A1.

Datum uitspraak: 12 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 20 november 2015 in zaak nr. 15/2265 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2014 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het herstellen van de fundering van de panden [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] te Koog aan de Zaan.

Bij besluit van 10 april 2015 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 november 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2017, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. F. Brouwer, N. Bachour en P.E.W. Harff, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende].

Overwegingen

1.    [appellant] woont in het pand [locatie 4] te Koog aan de Zaan. Dit pand grenst aan het pand [locatie 3]. De werkzaamheden ten behoeve van het herstel van de fundering hebben reeds plaatsgevonden. [appellant] stelt schade te hebben geleden als gevolg van de trillingen door de heiwerkzaamheden.

2.    Het project is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oud Koog & Rooswijk". Het college heeft met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en onder 3, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) omgevingsvergunning verleend.

3.    Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo luidt:

"Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:

a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet ; [..]"

    Artikel 8.1 van het Bouwbesluit luidt:

"1. De uitvoering van bouw- en sloopwerkzaamheden is zodanig dat voor de omgeving een onveilige situatie of voor de gezondheid of bruikbaarheid nadelige hinder zoveel mogelijk wordt voorkomen.

2 Aan de in het eerste lid gestelde eis wordt voldaan door toepassing van de voorschriften in deze afdeling."

    Artikel 8.2 van het Bouwbesluit luidt:

"Bij het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden worden maatregelen getroffen ter voorkoming van: [..]

c. beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere al dan niet roerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen."

4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het project in strijd is met artikel 8.2 van het Bouwbesluit , nu bij het uitvoeren van de funderingswerkzaamheden onvoldoende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van beschadiging van zijn woning. Volgens NEN-EN 1997-1+CI:2012 moet rekening worden gehouden met de invloed van de methode en de volgorde van het installeren van de paal op de aanwezige palen en op belendende constructies (zijn huis) of leidingen, aldus [appellant]. Hij wijst er op dat de funderingen van veel woningen in de gemeente in slechte staat verkeren, dat de scheidsmuur tussen het pand [locatie 3] en zijn woning een mandelige muur is en dat door het gebruik van buispalen met een schacht van 219 mm op zeer dichte afstand tot zijn woning bij voorbaat voorzienbaar was dat zijn pand met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door de uitvoering van de funderingsmethode beschadigd zou worden. Volgens [appellant] hadden ook palen met een schacht van 139,7 mm gebruikt kunnnen worden en is vanwege de kosten afgezien van de methode om de palen trillingsvrij te persen. Volgens hem had het college, gegeven de evidente risico’s voor de omgeving, de omgevingsvergunning moeten weigeren, althans aan die vergunning nadere voorwaarden dienen te verbinden teneinde de risico’s voor de aangrenzende belendingen te beperken.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1984) staat in de Nota van Toelichting bij het Bouwbesluit (Staatsblad 2011, 416) dat de functionele eis van artikel 8.1, eerste lid, van het Bouwbesluit duidelijk maakt dat onveilige situaties niet volledig voorkomen kunnen worden. Volgens de toelichting op artikel 8.2 moeten, om onveilige situaties tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden te voorkomen, maatregelen worden getroffen om letsel van personen of beschadiging van al dan niet roerende zaken te voorkomen. Blijkens deze toelichting bestaat de onveiligheid er ten aanzien van al dan niet roerende zaken in dat daaraan schade wordt toegebracht. Dergelijke onveilige situaties kunnen weliswaar niet altijd worden voorkomen, maar om die zoveel als mogelijk te voorkomen, moeten in ieder geval de in artikel 8.2 bedoelde maatregelen worden getroffen, zodat deze maatregelen als minimumeisen hebben te gelden.

4.2.    Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergunning voorschriften bevat die bepalen dat onder meer een palenplan en bouwveiligheidsplan moeten worden ingediend uiterlijk drie weken voor het starten van de werkzaamheden en dat in de vergunning voorwaarden zijn opgenomen voor het uitvoeren van de werkzaamheden op een voor de omgeving veilige wijze. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het aannemelijk is dat, indien de werkzaamheden conform de vergunning worden uitgevoerd en alle voorzorgsmaatregelen zoals aangegeven in de vergunning worden genomen, geen schade aan de belendende panden zal worden veroorzaakt. Het project voorziet in het toepassen van inwendig geheide stalen buispalen, welke methode volgens het college algemeen bekend staat als trillingsarm. Het college heeft er verder op gewezen dat er een voorschrift in de vergunning is opgenomen dat er toe strekt dat er bij de heiwerkzaamheden een monitoring van trillingen en zettingen plaatsvindt die tot doel heeft om de kans op schade verder te beperken.

4.3.    Het door [appellant] in hoger beroep aangevoerde biedt geen grond voor de conclusie dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het college aannemelijk had moeten achten dat bij de uitvoering van de funderingswerkzaamheden onvoldoende maatregelen zouden worden getroffen om te voorkomen dat deze tot beschadiging van de woning van [appellant] zouden leiden, zodat de vergunning in strijd met artikel 8.2 van het Bouwbesluit of de ten tijde van belang geldende NEN-EN 1997-1+CI:2012 zou zijn verleend.

    Niet in geschil is dat na het uitvoeren van de funderingswerkzaamheden is gebleken dat aan de woning van [appellant] schade is ontstaan. De omstandigheid dat schade is ontstaan aan de woning brengt, daargelaten of dat door de funderingswerkzaamheden is veroorzaakt en zo ja, in welke mate de staat van de woning van [appellant] voorafgaand aan de funderingswerkzaamheden hierbij een rol heeft gespeeld, evenwel niet met zich dat het college ten tijde van de vergunningverlening niet aannemelijk heeft mogen achten dat geen schade zou optreden, indien [belanghebbende] de werkzaamheden conform de vergunning zou uitvoeren. Artikel 8.2 strekt er toe om schade, die niet altijd kan worden voorkomen, zoveel als mogelijk te voorkomen. Het college heeft met het verbinden van de voorschriften aan de vergunning met betrekking tot het indienen van een palenplan en bouwveiligheidsplan en de monitoring van trillingen en zettingen tijdens de heiwerkzaamheden getracht te voorkomen dat schade zou worden veroorzaakt door de werkzaamheden. Voorts is niet in geschil dat de heimethode waarin het project voorziet algemeen bekend staat als trillingsarm. Het college heeft ter zitting met betrekking tot de door [appellant] aangevoerde breedte van de palen, uiteengezet dat het gebruik van palen met een smallere schacht niet de voorkeur had, omdat in dat geval sprake is van een kleiner heiblok en kleiner valgewicht waardoor in verhouding tot palen met een bredere schacht vaker geheid dient te worden voordat de palen in de grond zitten en bovendien meer palen dienen te worden gebruikt ter fundering. Voorts heeft het college ter zitting uiteen gezet dat de methode van het trillingsvrij persen, waar volgens [appellant] voor gekozen had moeten worden, ook risico’s met zich brengt, omdat eerst een betonnen vloer gestort wordt die moet uitharden en tijdens het uitharden de vloer op de muren rust.

    Voor zover [appellant] heeft gewezen op de mandelige muur en de omstandigheid dat deze niet in de aanvraag is opgenomen, wordt overwogen dat hoewel het project geen betrekking heeft op de mandelige muur de aanwezigheid daarvan, zoals ter zitting door het college is toegelicht, wel bij de beoordeling van de aanvraag is betrokken. Het college achtte het, gelet op de staat van die muur en de gekozen heimethode, niet aannemelijk dat schade zou ontstaan aan de woning van [appellant]. Het college heeft er voorts ter zitting op gewezen dat uit metingen na de funderingswerkzaamheden ook niet is gebleken van zakkingen rond de mandelige muur.

    Voor zover [appellant] er op heeft gewezen dat is begonnen met de werkzaamheden voordat de betrokken inspecteur van de afdeling Vergunning en Toezicht van de sector Omgevingsvergunningen van de gemeente op de hoogte was gesteld en er enig tijd is geheid zonder dat de trillingen werden gemeten, hetgeen ter zitting door het college is bevestigd, wordt overwogen dat dit handelingen in afwijking van de vergunning en derhalve een handhavingskwestie betreft en niet de vraag of het college omgevingsvergunning kon verlenen voor het plan.

    Het betoog faalt.

5.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.

w.g. Wortmann    w.g. Kos

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017

580.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature